Vandaag werd ik herinnerd aan één van de eerste programmeertalen die leerde in de jaren zeventig: APL.
Een collega van Visma in Riga, Letland, stuurde me vanochtend een berichtje: “Hey Jan, ik las ergens dat jij APL kent. Zou je ons kunnen helpen met een stukje software dat in de jaren zeventig in APL is geschreven? Het is nog steeds operationeel en we hebben er wat vragen over.” Wow… dat is nog eens legacy software!
Maar inderdaad, ik leerde APL tijdens mijn wiskundestudie in de jaren zeventig. Ik schreef mijn eerste regels APL op een papierterminal .
APL staat letterlijk voor ‘A Programming Language’. Een simpele naam die in schril contrast staat met hoe het eruit ziet, een beetje als hiërogliefen , en het toetsenbord is ook niet eenvoudig, met APL-tekens zelfs aan de zijkant van de toetsen .
Oorspronkelijk rond 1960 ontworpen als een wiskundig notatiesysteem, met een sterke focus op het werken met multidimensionale arrays, bleek het al snel geschikt als programmeertaal. Eén van de sterke punten is zijn beknoptheid. De beroemde zeef van Erastothenes om priemgetallen te genereren, kun je in een korte regel APL schrijven , terwijl je daar in talen als C of Python al gauw tientallen regels voor nodig hebt. Geen wonder dat ik er snel aan verslaafd raakte. Daardoor was al snel niet meer in de collegezaal te vinden, maar was ik met APL aan het stoeien in het computercentrum van de universiteit.
Mijn wiskundestudie heb ik nooit afgemaakt. Maar doordat ik deze programmeertaal kende kreeg ik mijn eerste baan bij de ABN Bank in Amsterdam, als APL-programmeur. En zo begon mijn carrière in de IT.